2
Aanwezigheid in geschikt broedbiotoop tijdens broedperiode.
3
Zangpost tijdens het broedseizoen
Waarschijnlijk broedgeval.
4
Broedpaar in geschikt broedbiotoop tijdens de voortplantingsperiode.
5
Territoriaal gedrag (zang, conflict met buren) tweemaal binnen de grenzen van een territorium.
6
Broedgedrag: balts, copulatie of onderling voedsel uitwisselen bij oudervogels.
7
Bezoek van een mogelijke broedplaats (met uitsluiting van een roestplaats).
8
Alarmroep of ander opgewonden gedrag dat op de aanwezigheid van een nest in de omgeving wijst.
9
Sterk doorbloede broedvlek of ei in eileider (bij onderzoek van vogels in de hand).
10
Nestbouw, transport van nestmateriaal, uithakken van nestholte (bij spechten).
11
Oudervogel met afleidingsgedrag, doet alsof hij gekwetst is (bij eenden, steltlopers, hoenderachtigen, etc.).
12
Leeg gebruikt nest of eierschelpen van dit broedseizoen.
13
Donsjongen of slecht vliegende jongen die pas het nest verlaten hebben.
14
Oudervogel vliegt in de richting van een nest, bezet een nest, verlaat een nest waarvan de inhoud niet gecontroleerd kan worden (te hoog, in een rotsholte).
15
Oudervogel verwijdert een drekpropje.
16
Oudervogel transporteert voer voor de jongen tijdens de broedperiode.
17
Nest met eieren of herkenbare eierschelpen onder het nest.
18
Nest met broedende oudervogel.
19
Nest met eieren of jongen (gehoord of gezien).
Enkel en alleen wanneer geen van bovenstaande gevallen van toepassing is
40
Waarschijnlijk broedgeval.
99
Soort niet vastgesteld tijdens bezoeken